DE HOFJESEIGENAREN
Hofje het Javalaantje heeft in de loop van haar geschiedenis verschillende eigenaren gehad. Het is achtereenvolgens eigendom geweest van de familie van der Leeuw, van Abraham en Cato Sanders en vervolgens van Lena Wallega-Mulder Canter (de dochter van Cato Sanders en Adolf Mulder Canter). Lena Wallega heeft de huisjes afzonderlijk verkocht in de zeventiger jaren van de twintigste eeuw.
Rond 1912 werd het Hofje in haar geheel verkocht aan Abraham en Cato Sanders (broer en zus, ieder de helft). Abraham werkte in de bouw. In 1912 zijn, blijkens een Proces Verbaal, n.a.v. een besluit van B&W uit 1911, aanbouwen aan de huisjes gemaakt met daarin sanitaire voorzieningen. Waarschijnlijk overleed Abraham voortijdig. Zijn helft van het hofje ging in 1912 naar zijn zuster Cato (1886 - 1943). Cato trouwde met Adolf Mulder Canter (1879 - 1943). Hun dochter Lena (1908 - 2006) trouwde met Jacques Wallega. Jacques was haar neef, een zoon van een zus van Adolf Mulder Canter: Alida (1877 - 1943) en Wolf Wallega (veehandelaar, geboren rond 1870).
Volgens J.P.A. van Ballegoijen de Jong werden in het begin van de 20e eeuw de huisjes voor 1,35 gulden per week verhuurd aan grote arbeidsgezinnen. In zijn boek beschrijft hij hoe voor de huisdeur van de huisjes keukens werden aangebouwd, met stromend water. Ook kwamen er toiletten, wat hard nodig was omdat daarvoor midden in het hofje vier hokjes met tonnen stonden, die eens in de paar dagen werden geleegd, bij voorkeur als iedereen zat te ontbijten. Er stonden ook twee pomphokken. Daarin waren de waterkranen geplaatst, die niet altijd goed werkten, zeker niet als het had gevroren.
In 1973 biedt mevrouw Wallega de huisjes aan de bewoners te koop aan voor fl.40.000, - als ze niet akkoord gaan met de huurverhoging (tot fl.200, - per maand) na renovatie. Schandalig, vindt men. Waarschijnlijk verkoopt mevrouw Wallega hierna de nog verhuurde huisjes aan Ahog-B.O.B. Exploitatie en Projectontwikkeling N.V. Op 1 januari 1978 is deze maatschappij in het bezit ‘van de woningen, waarvan de huurovereenkomst voor één januari 1978 tot stand is gekomen’, aldus een bijlage in een koopcontract. Ahog-B.O.B. verplicht zich er hoogstwaarschijnlijk toe de renovatie van de voor 1978 verhuurde huisjes uit te voeren. Die huisjes werden volgens een vast concept gerenoveerd met de bedoeling om deze te verkopen; maar in de meeste huisjes zaten in die tijd nog steeds huurders. De verkoop van een vrijgekomen ongerenoveerd huisje vond alleen plaats onder de voorwaarde dat het volgens hetzelfde vaste concept gerenoveerd zou worden.
In 1980 is een deel van de huisjes verkocht aan eigenaar-bewoners en wordt meer dan de helft nog verhuurd. Makelaar Oosterhof is dan eigenaar van drie huisjes, nr. 123, 125 en 129. Ahog–B.O.B. is in 1981 nog eigenaar van 14 huisjes en verkoopt een aantal hiervan aan de firma Metterwoon Vastgoed BV. De firma koopt verhuurde woningen met als doel deze wanneer ze leegkomen weer te verkopen. Gebrek aan onderhoud is kenmerkend voor de periode waarin Metterwoon eigenaar is. Begin jaren 80 bezit Metterwoon 9 huisjes.
Een andere eigenaar van verhuurde huisjes is een Praktijkvennootschap. Zij bezit in ieder geval de nrs. 105, 107 en 143. Ook deze verhuurder is behoorlijk nalatig. In 1992 heeft ze ‘al vier jaar problemen met het vinden van een aannemer’, aldus de VvE notulen. Vooral huisje nr. 105 was er een tijdlang slecht aan toe. ‘Het begint alle kenmerken van een bouwval aan te nemen’ wordt in 1994 opgemerkt. Er is ook sprake van leegstand. In 1998 is het zelfs gekraakt, samen met nr. 143. Uiteindelijk wordt het in 2007 verkocht. De huidige eigenaar legt momenteel de laatste hand aan de renovatie.
Vanaf 1990 worden steeds meer huisjes verkocht. De nieuwe eigenaren zijn ook bewoners en besteden over het algemeen veel aandacht aan het onderhoud van hun huis en van het hofje als geheel, waardoor het hofje steeds meer het aanzien waard wordt.