LEVEN IN HET HOFJE
Zoals eerder beschreven is de staat van onderhoud van de huisjes niet altijd even goed geweest. Dat heeft uiteraard invloed gehad op het wooncomfort en op het leven van de bewoners. Velen zijn gekomen en na enige tijd weer gegaan omdat er behoefte was aan meer comfort en meer leefruimte. Anderen bleven en raakten verknocht aan "het plekje". De huidige bewoners zijn een mengeling van mensen die al heel lang in het Hofje wonen en die er nog maar pas wonen. Op deze pagina geven voormalige bewoners en huidige bewoners in korte schetsen aan hoe zij het wonen in het Hofje hebben beleefd en nog steeds beleven.
Familie Coos van den Hoek en Marie-Louise Wanders, Javastraat 161, februari 1967 - februari 1972
"Wij hebben van februari 1967 tot februari 1972 in het huisje Javastraat 161 gewoond. In Den Haag was het in die periode bijzonder lastig voor jonggetrouwden om aan woonruimte te komen. Je begon op een kamer bij een van de ouders of op een etage in een wat groter huis. Van daaruit zocht je dan naar een huurhuis in een van de omliggende plaatsen. Pas veel later in de levensloop van een gezin was je in staat om zelf een huis te kopen. Huiseigenaren maakten gebruik van deze situatie door een bedrag aan "sleutelgeld" te vragen. Dat was ook het geval voor het huisje dat wij in het Javalaantje konden huren. Een van de bewoners, mej. Vierling, tipte ons op het leegkomen van het huisje waar haar vriendin dichteres Meta van IJzer woonde. Om voor dat huis in aanmerking te komen moest ik eerst op bezoek bij de heer Wallega. Hij wilde eigenlijk alleen vrijgezellen in de woningen omdat hij van mening was dat zij de huisjes het beste onderhielden. Ik ben toen in januari 1967 naar zijn woonadres aan de Doorniksestraat in Scheveningen gegaan en heb daar verzekerd dat ik geen contact had met een vriendin en zeker geen trouwplannen had. Ik kreeg toen het huisje toegewezen en in augustus 1967 zijn we getrouwd. Dat vond de heer Wallega niet fijn maar mijn vrouw en ik waren gelukkig in Javalaantje 161. Een huwelijksstart in een "eigen" huisje was een zeldzaamheid en degenen die zo hun huwelijkse jaren konden beginnen waren een uitzondering."
"Wij hebben bijzonder plezierig in het huisje gewoond tot februari 1972. Ons eerste kind, een dochter, was op 27 december 1971 geboren en het bedrijf waar ik werkte was van Den Haag verhuisd naar midden-Nederland, Odijk in de gemeente Bunnik. Het waren vijf heel gelukkige jaren en binnen onze vriendenkring waren wij een van de weinigen die een "eigen huisje" bewoonden. Natuurlijk was het huisje klein, primitief en slecht onderhouden maar het "zelfstandig wonen" overheerste verre de ongemakken. We betaalden slechts 30 gulden huur in de maand. Op een dag verhoogde de heer Wallega de huur tot 36 gulden per maand. Die huurverhoging hebben we toen geweigerd te betalen. Daar was de heer Wallega niet blij mee maar een huurverhoging van ruim 20% vonden wij niet in overeenstemming met de zeer slechte staat van onderhoud van het huis. Lekkage van het dak, vochtige, verschimmelde muren, herhaaldelijk verstoppende afvoer van het toilet, geen warmwatervoorziening, in de winter was de temperatuur in de slaapkamer net zo koud als buiten en stond de vorst op de dekens. Maar toch, het was ons "eigen huisje" in een oergezellig buurtje vlakbij het hart van Den Haag en dat was heel wat waard."
Familie Walraven, Javastraat 159. Periode: ???? - 1992
Gezin met vijf kinderen, woonde in de zeventiger jaren van de vorige eeuw op dit adres. De vijf kinderen sliepen op de bovenetage tussen houten schotten op een verder open zolder. Op die manier had ieder kind toch een kleine eigen ruimte apart van de anderen met enige privacy. De heer en mevrouw Walraven sliepen beneden in de huiskamer onder de trap. Van die ruimte was een heuse bedstee gemaakt.
Na de renovatie woonde mevrouw Walraven er als huurster van eerst Ahog-BOB en later Metterwoon t/m 1992.
Ellen Panek, Javastraat 153, Periode: 1978 tot heden
Over het leven in het hofje zegt bewoonster Ellen Panek: “Toen ik er kwam wonen was ik de jongste bewoner in het hof. Ik ging toen een beetje m'n eigen gangetje en had in het begin niet gelijk zo enorm veel contact met de andere bewoners, dat kwam wat later. Toen duidelijk was dat ik twee katjes meenam toen ik het huisje betrok, werd ik gewaarschuwd dat ik ze beter niet buiten kon laten, omdat er een keer iemand uit het hof op een kat geschoten had en dat er ook katten vergiftigd waren. Toen krabbelde ik wel even achter m'n oor en dacht even 'waar ben ik in hemelsnaam komen wonen?' Of dit slechts roddel en achterklap was weet ik niet, maar mijn toenmalige katjes kwamen gewoon buiten zonder dat er gekke dingen zijn gebeurd. Wat toen (eind jaren '70) bij mooi weer een heel gewoon straatbeeld was in het hof, in ieder geval om mijn woning heen, was dat men regelmatig op de ijzeren afvalemmer zat naast de voordeur (die zij nog aan de voorkant hadden) en daar hun kopje koffie dronk en sommigen met een sigaretje erbij, en dan lekker kletsen (maar ook roddelen...) met elkaar.”
Eind jaren 70 biedt de directe omgeving van het hofje een ‘zanderige aanblik', aldus Ellen Panek: ‘Toen ik mijn huisje had gekocht, werd er nog druk gebouwd voor de voltooiing van de Frederiks flat en was de plek waar nu de grote parkeerplaats is, nog een zanderig grasveld. Ook stond er nog geen appartementencomplex aan de kopse kant van het terrein (Javastraat/Mallemolen).’ De bouwvallige woningen en pakhuizen die langs de voormalige Javalaan stonden waren inmiddels afgebroken. Er waren in de buurt nog wel veel buurtwinkels voor de dagelijkse levensbehoeften, wat heel praktisch was. Ook was er een filiaal van bakkerij Krul aan de Javastraat 7. Maison Krul was een bekende tearoom van 1903 tot 1970 en had in die tijd 14 filialen in Den Haag.
Nella Bosman, Javastraat 151, Periode: 1984 tot heden
"Het huisje dat ik kocht was nogal verwaarloosd, dus in het begin heb ik over de balken beneden moeten klimmen om mijn trap naar boven te bereiken. En ik beschikte over het originele hele kleine dakkapelletje, waar nauwelijks licht door kwam. Maar met behulp van goede vrienden (ik heb ze Ed en Willem Bever gedoopt) is het verbouwd en heb ik (vind ik) de mooiste dakkapel, want ik heb originele oortjes aan de plank boven de ramen van mijn dakkapel zitten. Onderaan het raam beneden zitten echte waterslagertjes en in het hout rondom de raampjes loopt een groef met de originele vorm. Ed was een ouderwetse timmerman! Gelukkig kreeg ik van de gemeente Den Haag nog subsidie voor de verbouwing: mijn toekenning hiervan dateert van 27 september 1984, terwijl er per 1 oktober 1984 geen subsidie meer verleend werd. Dus ik was net op tijd!
Verder heb ik de tuin (die voornamelijk uit brandnetels en dovenetels bestond) wat opgeknapt en later samen met mijn buurvrouw een enkele toegang gemaakt naar onze twee huisjes: daardoor werden de tuintjes optisch veel groter. Het enige probleem is dat er een Amerikaanse eik in mijn tuin staat die veel te groot geworden is. Helaas kreeg ik van de gemeente Den Haag geen toestemming om hem om te zagen, want zij vonden dat het een “gezichtsbepalende” boom is. Ik moet hem dus blijven kandelaberen, ook om mijn buren te vriend te houden. Zo hebben ook zij nog een beetje lichtinval. Ik heb het idee dat ik een gehandicapte boom in mijn tuin heb staan, met die afgezaagde dikke takken eraan."
"Met mijn buren heb ik een uitstekende verstandhouding en vaak hoorde ik, als ik rond half zes thuiskwam uit kantoor: “Buurvrouw, roseetje?”. We hebben menig uurtje in een van onze tuintjes doorgebracht als het ’s avonds warm bleef. Op een avond, toen het echt drukkend warm was en er op een gegeven moment een dikke onweersbui losbarstte met stortregens, bleven we zelfs lekker buiten zitten. We hebben alleen een paar paraplu’s opgestoken.
Er hebben allerlei bijzondere types in het hofje gewoond. Ik denk met warmte terug aan onze Jantje, die heerlijke appeltaarten bakte van de hofjesappels. En onze technische vrouw van het hofje, Liesbeth. Als je een speciale hamer, nijptang of ander soort gereedschap zocht, klopte je bij haar aan, want ze had (bijna) alles. Helaas zijn ze allebei overleden. Net als onze freule Ollie, die in haar hofje opgebaard heeft gelegen. Dat was, mede door de vele kaarsen en de limoncello, een (hart) verwarmend gebeuren!
Leven hier in het hof is heerlijk. Als het mooi weer is en iedereen staat in de file naar Scheveningen, trek ik mij terug in mijn tuintje en luister naar de vogels. Die zijn hier overdadig aanwezig, ook omdat er aan beide kanten van het hofje nog ouderwetse hoge bomen staan in het Bosje van Repelaer. Bovendien heeft mijn buurvrouw aan de ene kant een prachtige pruimenboom en de buurvrouw aan de andere kant een appelboom, die allebei zeer uitvoerig door de vogels als eetfestijn worden beschouwd. Zelf haal ik af en toe ook wel kilo’s appels uit de boom om mee te nemen voor de paarden van mijn manege. En van de pruimen wordt af en toe jam gemaakt, in 2016 nog ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van het hofje.
Ik wil hier in ieder geval niet meer weg!"