DE NOODKLOK
De leefomstandigheden in de huisjes bij de sloot, die "een aanhoudende onaangename reuk opgeeft" volgens een ingezonden stuk van 3 mei 1866 in het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage, zijn bepaald niet optimaal te noemen. De huisjes zijn klein en gehorig en hebben geen sanitair. Op 8 augustus 1868 verschijnt in dezelfde krant een ingezonden stuk met de volgende inhoud: "Door mijne betrekking werd ik dezer dagen gebragt in het Hofje van de Leeuw, in de Javalaan. Daar wonen 30 huisgezinnen en wel is er in dat Hofje een pomp, maar het water er van is niet te gebruiken".
Ingezonden stuk in het Dagblad van Zuid Holland en 's-Gravenhage, 3 mei 1866
Ingezonden stuk in het Dagblad van Zuid Holland en 's-Gravenhage, 8 augustus 1868
In 1869 wordt, zo blijkt uit de Handelingen van de Gemeenteraad, de sloot langs de Javalaan door de gemeente gedempt. De gemeente claimde het eigendom van de sloot. Echter: ze hield geen toezicht, waardoor "in de sloot een riool met sekreetvuil gebracht is". In 1870 staat in de Handelingen dat de grond van de gedempte sloot voor de helft aan de kazerne en voor de andere helft aan van der Leeuw toebehoort. Van der Leeuw zou (een deel van) het dempen moeten betalen. In 1871 staat echter in diezelfde Handelingen van de Gemeenteraad het volgende pleidooi van Gerardus van der Leeuw: "De stad bezit geen eene titel van eigendom ter plaatse, maar de sloot is eigendom van den ondergetekende en consorten en heeft hij die gronden en sloot in 1862 gekocht bij publieke veilig en daarom hebben dan ook B&W den adressant beloofd niet alleen de sloot voor stadskosten te dempen, maar ook het riool, straatputten en licht te verschaffen".
Als Gerardus van der Leeuw in 1891 overlijdt wordt het hofje geerfd door zijn tweede zoon: Johannes Leendert van der Leeuw (1835-1912) en diens twee zusters Anna en Helena. "De afwikkeling dezer boedel eindigde voor de familie niet voordelig", volgens Jacobus van der Leeuw. "Het bezit bestond onder andere uit 32 huisjes aan de Javalaan, destijds door hun vader gebouwd, en jarenlang zeer rendabel geëxploiteerd. Toen in 1901 de Woningwet in werking trad werd de algehele restauratie voorgeschreven, onder bedreiging met onbewoonbaar verklaring". In 1910 zijn door J.L. van der Leeuw op last van de gemeente de nodige verbeteringen aan de huisjes aangebracht.